maandag 9 juli 2018

Verslag broedvogeltelling Westbroekse Zodden

Menko Vlaardingerbroek

 

Van april tot juni 2018 heeft de vogelwerkgroep van de KNNV Utrecht broedvogels geteld in de Westbroekse Zodden Noord (eigendom van Staatsbosbeheer). Dit gebeurde in het kader van het broedvogel-monitoring-project (BMP) van Sovon. De tellingen zijn uitgevoerd door Maarten Drost, Jan Franssen, Renee Lommen, Grietje Vlasma en Menko Vlaardingerbroek. Incidenteel zijn Lia Oosterwaal en Leo Thijssen mee geweest.

Gebied en werkwijze

Het gebied bestaat uit petgaten, legakkers, laagveen en stukken moerasbos (zie de kaart, ten noorden van het gebied ligt de Kanaaldijk, ten zuiden van het gebied het dorp Westbroek).

We hebben zeven bezoeken aan het gebied gebracht, meestal rond zonsopgang, maar ook twee keer 's avonds (start om 20:00 en 21:30). We maakten volgens een vaste route een wandeling door het gebied en noteerden op een kaart de vogels die gedrag vertoonden dat op een territorium of op broeden duidde (zoals zingen of baltsen, transport van voedsel of nestmateriaal). Thuis heb ik deze waarnemingen geregistreerd in het portaal van Sovon. Aan het eind van het seizoen heeft het programma autocluster op grond van deze gegevens het aantal territoria berekend.

Resultaten

Op 18 april en 2 mei hebben we drie bezette knobbelzwaannesten gevonden. Op 16 mei waren ze verlaten en we hebben geen jongen gezien, hoewel het gebied wel geschikt lijkt voor zwanen. Waarom de broedsels mislukt zijn, weten we niet zeker. Misschien zijn de eieren of jongen geroofd.

Van de volgende soorten hebben we ook aanwijzingen voor broeden waargenomen:

- Kuifeend (4 broedgevallen)

- Krakeend (3 broedgevallen)

- Fuut (2-3 broedparen)

- Waterral (2 roepende vogels op 4/4 en 2 op 16/6)

- Koekoek (2-3 roepend; vanaf 2 mei)

Grauwe gans, nijlgans en wilde eend hebben ook in het gebied gebroed, maar hebben we niet geteld. We hebben nog een paar soorten eenden en ganzen gezien, maar er waren onvoldoende aanwijzingen voor broeden: brandgans, grote Canadese gans (paar; 18 april), bergeend (paar; 18 april), slobeend, wintertaling en zomertaling (paar; 4 april).

Andere vogels die we gezien hebben zijn lepelaar, grote zilverreiger, purperreiger, ooievaar, kievit, scholekster, tureluur, grutto, watersnip (alleen in april), visdiefje, zwarte stern, kleine mantelmeeuw en zeearend (2 mei, subadult). Sommige van deze soorten, zoals ooievaar en zwarte stern, broeden in de aangrenzende Oostelijke Binnenpolder en zoeken voedsel in de Westbroekse Zodden.

In het gebied langs de Kanaaldijk, dat een paar jaar geleden helemaal afgeplagd is, hebben de volgende weidevogels waarschijnlijk gebroed: scholekster, kievit (broedende vogels en jongen waargenomen), kleine plevier en tureluur.

Territoria van zangvogels zijn makkelijker te tellen dan territoria van veel andere vogels. Je telt gewoon het aantal zingende vogels. Het resultaat was:

- Fitis (14; vanaf 4 april)

- Grasmus (4; vanaf 2 mei)

- Tuinfluiter (2; vanaf 2 mei)

- Zwartkop (13; vanaf 18 april)

- Sprinkhaanzanger (2; vanaf 18 april)

- Spotvogel (2; op 26/5 en 6/6)

- Bosrietzanger (2; op 26/5 en 6/6)

- Kleine karekiet (13; vanaf 16 mei)

- Rietzanger (12; vanaf 18 april)

- Blauwborst (5; vanaf 4 april)

- Roodborsttapuit (1; vanaf 2 mei)

- Vink (6; vanaf 18 april)

- Kneu (2; vanaf 2 mei)

- Rietgors (15; vanaf 4 april)

Tjiftjaf, heggenmus, winterkoning, merel en zanglijster hebben ook in het gebied gebroed. Bij putter, witte kwikstaart en graspieper waren er onvoldoende aanwijzingen voor broeden. Dat is enigszins verbazend, want we hebben deze soorten regelmatig waargenomen, zowel volwassen vogels als vliegvlugge jongen.

In het gebied langs de Kanaaldijk hebben de volgende zangvogels gehoord: heggenmus en spotvogel (beide in de bomen langs de weg), graspieper, roodborsttapuit, veldleeuwerik (1 zingend op 6 juni) en rietgors.

Tijdens de avondwandeling van 26 mei zagen we in bomen aan de noordwestkant van het gebied grote aantallen libellen tegen boomstammen zitten, vooral gewone oeverlibel. We hebben ook gewone pantserjuffer, grote roodoogjuffer, viervlek, distelvlinder, kleine vos en argusvlinder en waargenomen. ’s Nachts lieten rugstreeppad en veenmol zich horen.

Bloeiende planten die ons opvielen waren onder andere moeraskartelblad, tijmereprijs, veenpluis, echte koekoeksbloem, wateraardbei, dotterbloem, grote en egelboterbloem, pijptorkruid, gele lis, poelruit, grote wederik, ronde zonnedauw en rietorchis.

Conclusie

De meest algemene soorten in het gebied (12-15 broedparen) waren fitis, tjiftjaf, zwartkop, kleine karekiet, rietzanger en rietgors: drie rietbewoners en drie generalisten. Roerdomp en snor, die wel te horen waren in het zuidelijk deel van de Westbroekse Zodden, ontbraken in ons telgebied. Tijdens de wandeling van 26 mei hebben we een tijdje staan luisteren naar een ongewoon geluid dat we hoorden te midden van het kwaken van de kikkers. Ik dacht even dat het een woudaapje was, maar dat zal wel verbeelding geweest zijn.

 

In 2017 hebben we in hetzelfde gebied geteld. Het ligt daarom voor de hand de aantallen van 2018 te vergelijken met die van 2017. De opvallendste verschillen zijn te vinden bij de grasmus (van 8 in 2017 naar 4 in 2018), de sprinkhaanzanger (van 7 naar 2), de rietzanger (van 19 naar 12) en de kleine karekiet (van 7 naar 13). In hoeverre deze verschillen op toeval berusten en hoeverre het om werkelijke veranderingen gaat durf ik niet te zeggen. Daarvoor moet je gegevens van meer jaren vergelijken.

 

Misschien is het interessant om bij toekomstige tellingen de route te variëren, zodat een groter deel van het gebied geïnventariseerd wordt. Het werkelijke aantal broedvogels is natuurlijk groter geweest dan we op onze wandelingen waargenomen hebben.

 

 

Deel deze pagina