Boetelerveld, Raalte 20 juli 2019
Met een mooie groep van een man en vrouw of vijftien gingen we vandaag kijken hoe het Boetelerveld erbij zou liggen. Het is een terrein bij Raalte met veel vochtige heide, maar door de aanhoudende droogte zou er naar verwachting van dat vochtige niet zoveel te zien zijn. De rit er naartoe stemde al niet hoopvol; overal bruine en gele velden. Dat Hoge Hexel zit me hoog, het is er veel en veel te droog, zong Herman Finkers ooit met een vooruitziende blik. Het klopte vandaag zeker, alleen de lelievelden lagen er fris bij, er werd uitbundig gesproeid.
Maar vlakbij het doel werd de omgeving toch wat frisser: de bodem houdt er blijkbaar beter water vast, en mogelijk zullen de spaarzame buien van de laatste maanden net hier gevallen zijn. Dat bleek ook in het terrein: de hei krijgt hier nou eens niet kleur van struik- maar van dophei. En deze stond er nog opvallend fris bij, deels nog in bloei. Maar dat ook hier een beetje water heel welkom zou zijn bleek wel uit de bijna totale afwezigheid van Klokjesgentianen. Slechts een doodenkel exemplaar toonde zijn prachtige bloemen, normaal komen ze hier volop voor. De paar poelen waar we langs kwamen stonden dan ook helemaal droog.
De ene had wel een fraaie kraag van bloeiend Moerashertshooi, met Veelstengelige waterbies, en lager ook nog Vlottende bies. Een combinatie die we ook kennen van het lage deel van Fayersheide. In een tweede poel hadden planten alle ruimte op de drooggevallen bodem om vrij uit te kunnen groeien. Dat leverde mooie exemplaren op van Watertorkruid, met een stammetje en takken als een bonsai. Ook een paar plukken Waterviolier, maar deze lagen er op het droge maar armetierig bij. Wel mooi was de vondst van Getand vlotgras, een neefje van het veel algemener Mannagras. Deze was op de kale bodem heel goed te onderkennen aan het bredere blad en hun blauwgroene kleur.
Maar de mooiste soort kwam als troostprijs bij een prachtig gelegen observatiehut, waar aan vogels helemaal niets te zien was. Zoals trouwens de hele ochtend heel stil was, wat vogels betreft. Maar op de droogvallende oever van deze plas voor de hut vielen, tussen het ijle riet, honderden roze sterretjes op. Met de verrekijker konden ze meteen op naam gebracht worden: Stijve moerasweegbree! Een zeer sterk achteruitgegane soort, prachtig om deze over tientallen vierkante meters zo te zien!
Daarmee zijn de bijzonderheden wel genoemd, maar van de ‘gewone’ soorten langs de paden viel minstens zoveel te genieten. Hoog opschietende bloeiende ruigtes, met als garnering groepjes Brede wespenorchissen, de grootste bijna een meter hoog! Op en om de bloemenweelde tientallen vlinders. Hiervan was de ene Eikenpage wel de mooiste vondst, meestal houden deze zich hoog in de bomen op. Ook mooi: de Gouden torren op de Speer- en Akkerdistelbloemen. Een prachtig insect, dat eerst versleten werd voor een hommelsoort, bleek de fraaie naam Stekelsluipvlieg te hebben.
Over deze vlieg vertelt Naturalis: De stekelsluipvlieg is een vrij grote opvallende vlieg. Hij kan wel tot negentien millimeter lang worden. Zijn kop is prachtig geel, en de vleugels zijn aan de basis mooi oranje gekleurd. Sluipvliegen leggen eieren in larven van andere insecten. De larven van de stekelsluipvlieg leven parasitair in de harige rupsen van de spinners (Lasiocampidae), grote nachtvlinders, waaronder de veelvraat (Macrothylacia rubi). De volwassen vlieg bezoekt bloemen en wordt vaak waargenomen op struikheide en vuilboom.
Zo leer je ook nog weer iets, over een beest waar de meeste van ons nog nooit van gehoord zullen hebben! Die rups van de Veelvraat hadden we overigens al op het pad zien kruipen.
De hele ochtend werd ook steeds naar de lucht gekeken, maar de meegebrachte paraplu’s bleven ongebruikt. Onderweg naar huis vielen toch de eerste, o zo welkome druppels. En na een paar uur kon 15 mm genoteerd worden. Een pracht van een besluit van een heel mooie ochtend!
verslag: Geert Euverman.