Huub van ’t Hart
Tot voor kort dateerde de vroegst bekende bewoning in ons gebied uit de IJzertijd (700 – 0 v. Chr.). In de IJzertijd is er al een behoorlijk ontwikkelde landbouw en veeteelt. In de 3e eeuw v.Chr. is de bewoning toegenomen tot vier à vijf boerderijen per vierkante kilometer met in totaal zo’n 20 tot 30 bewoners. De boerderijen bestaan uit een woongedeelte met aangrenzende stal voor het vee en meten 15 x 5,5 meter. Maar op welk moment in de tijd zijn mensen in Delfland met veeteelt en landbouw begonnen? Hoe ziet het landschap er dan uit? Welke dieren en planten leven er?
Nieuwe steentijd
(5.300-2000 v. Chr.)
De Nieuwe steentijd (Neolithicum) is een periode van overgang van een samenleving van jager-verzamelaars met een rondtrekkend bestaan naar een samenleving van mensen die in nederzettingen wonen en aan landbouw en veeteelt doen, vaak naast jacht en visserij, om in hun bestaan te voorzien. Kenmerkend zijn het gebruik van geslepen stenen bijlen en het maken van aardewerk en het wonen in vaste woonplaatsen met landbouw en veeteelt. Tot voor kort bestond over deze periode in Delfland weinig informatie. Daar is nu verandering in gekomen.
Landschap
Bij de aanleg van de Afvalwaterzuivering in de Harnaschpolder langs de A4 tussen Delft en Wateringen is in de zomer van 2003 de oudst bekende permanente nederzetting van Nederland opgegraven. In het Midden-Neolithicum (van 3600 tot 3300 v.Chr.) wonen hier vier of vijf huishoudens op een duin van 70 x 120 meter (bijna 1 hectare), dat één tot twee meter boven de kustvlakte uitsteekt. De boerderijen zijn niet groter dan 10 x 5 meter. Die kustvlakte wordt dan beschermd door een net gevormde strandwal tussen Poeldijk, Rijswijk en Voorschoten. Ondanks die strandwal overspoelt de zee die kustvlakte regelmatig. Meer naar het oosten liggen rietmoerassen en elzenbroekbossen. In het zuiden ligt de delta van de Maas.
Skelet in sterk samengetrokken houding
Vee, jacht en akkerbouw
Het dorp is omheind met een hekwerk van palen om het daarbuiten loslopende vee ook buiten te houden. Uit de gevonden botten kan opgemaakt worden welk voedsel gegeten werd. De geschatte toenmalige consumptie van vlees bedraagt ca. 40% rund, ca. 20% varken, ca. 22% wild, ca. 3% pelsdieren en af en toe een zeezoogdier.
De pelsdieren bestaan uit bevers, otters, marters, bunzingen, wilde kat en vos.
De zeezoogdieren bestaan uit bruinvis, tuimelaar en grijze zeehond. Naast vlees staan ook gevogelte en vis op het menu. Voornamelijk wilde eend en wintertaling, naast gans, zwaan, kraanvogel en zeearend. Gevist is er vooral op steur (tot een lengte van 3,5 meter), platvis, paling en karperachtigen (voorn).
Naast veeteelt en jacht vindt op de drogere delen van het duin akkerbouw plaats op basis van naakte gerst en emmertarwe. Vruchten en noten worden verzameld, vooral die van de sleepruim, wilde appel en hazelnoot.
Honden
Er zijn vier hondenskeletten en zeven hondenschedels gevonden. De honden zijn relatief klein met een schofthoogte van rond de 45 cm.Over hun functie is niets bekend, wel dat zij niet als voedsel hebben gediend. Voor het afweren van wolven en bruine beren, die in het gebied voorkomen, zijn de honden te klein.
Bijen
Er is ook bijenwas, vermengd met berken-teer, aangetroffen. Waarschijnlijk werd dit gebruikt als lijm om vuursteen aan pijlen schachten van handgereedschap vast te maken. Deze vondst wijst erop dat de bewoners honing gegeten zullen hebben.
Bomen en planten
De flora in het gebied laat een overgang zien van zee naar rivierdelta met duinen en kwelders en zoetwatermoerassen met veenvorming. Bomen als eiken en beuken staan er niet, maar wel es en els. De boerderijen zijn gemaakt van het hout van de jeneverbes. Kwelderplanten als schorrenkruid, zeekraal en lamsoor en knollen van heen en look staan rond het duin en worden als groente gegeten.
Vernatting
Doordat de duinenrij tussen Poeldijk, Rijswijk en Voorschoten steeds hoger wordt rond 3300 v. Chr. raakt de kwelder met de lage duintjes bij Schipluiden afgesloten van de zee. Het regenwater kan niet meer weg, het grondwater stijgt en het gebied wordt bedekt met veen.
Enkele bronnen
- Dijk, J. van en J.T. Zeller, ‘Tussen hond en mens’, in: Het verleden boven water, Hoogheemraadschap van Delfland, 2008
- Kooistra, L.I., ‘Landschap: vegetatie en landgebruik in de Haagse regio’, in: Het verleden boven water, Hoogheemraadschap van Delfland, 2008
- Louwe Kooijmans, L.P., ‘Delfland: een fijnschalige kijk op het neolithisatieproces’ in: Het verleden boven water, Hoogheemraadschap van Delfland, 2008