Adelaarsvarens op Delftse muren: opmerkelijk en lastig!
Door Raymond van der Ham
Sinds 1989 inventariseert Natuurlijk Delfland in Delft regelmatig de begroeiing van grachtkanten en muren. Varens (‘muurvarens’) krijgen daarbij speciale aandacht. In de afgelopen jaren vond de inventarisatie om de vijf jaar plaats: in 1999 (van der Ham, 2000), in 2004 (KNNV afd. Regio Delft, 2004), in 2009 (van der Ham, 2009, 2010), in 2014 (Nonhof & van der Ham, 2014) en in 2019 (Nonhof & van der Ham, 2019). Muurvarens doen het goed in Delft! 2009 was een topjaar, zowel wat betreft het aantal soorten (17) als de aantallen vindplaatsen. Steenbreekvaren (Asplenium trichomanes) en Tongvaren (Asplenium scolopendrium), die elk in 1990 nog maar één groeiplaats telde, waren in 2009 op respectievelijk 25 en 97 plaatsen aanwezig. Vanaf 1999 vormden Muurvaren (Asplenium ruta-muraria), Mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas), Tongvaren, Gewone eikvaren (Polypodium vulgare) en Steenbreekvaren bijna steeds de top-5 van algemeenste soorten. De andere soorten volgden op afstand, meestal met niet meer dan drie vindplaatsen. Een hiervan is de Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum).Adelaarsvaren is met zijn tot 3 meter hoge ‘stengels’ verreweg de grootste Europese varen. De dichte, manshoge vegetaties op zure bodems in de hogere delen van ons land zijn welbekend. Elke ‘stengel’ is in feite één sterk opgedeeld blad. Ieder jaar spruiten en ontrollen de nieuwe bladeren zich uit een ondergronds wortelstokstelsel, waarna ze in de herfst/winter afsterven. Ze staan niet uitwaaierend in pollen, maar apart en rechtop, alles bij elkaar karakteristiek en goed herkenbaar. Dit in schrille tegenstelling tot de adelaarsvarens op Delftse muren, die op het eerste gezicht niet of nauwelijks als zodanig te herkennen zijn. Het is opmerkelijk als je deze soort op een muur vindt. Adelaarsvarens vormen in Nederland zelden sporen (wat vaker in de afgelopen warme zomers?), terwijl een exemplaar op een muur toch betekent dat daar een spore is gekiemd. In Engeland zijn
kiemplanten afwezig in vegetaties van Adelaarsvaren (Page, 1997: “their usual absence from areas …”). Ze komen daar wel voor op vochtige, kalkhoudende substraten, zoals voegen van bakstenen muren (Page, 1997: “in many British cities”). Misschien is dat bij ons ook zo, maar kiemplanten of jonge exemplaren vallen op muren natuurlijk meer op dan bij/tussen volwassen planten in de volle grond. Voorwaarde hierbij is dat je de jonkies herkent als adelaarsvarens, maar juist dat is lastig! Eddy Weeda merkte dit al op: “Zo gemakkelijk herkenbaar als de volgroeide Adelaarsvaren is, zo bedrieglijk kunnen bladeren van pas gekiemde planten op andere varens lijken” (Weeda et al., 1985). Jonge planten zijn klein: het grootste volgroeide blad van het kleinste Delftse muur-exemplaar was maar 3 cm lang. De bladeren staan in polletjes, zijn lichtgroen, zacht, een tot twee keer ingedeeld en ze hebben ronde tot eivormige in plaats van langwerpige kleinste slippen. Na enkele jaren gaan de planten uitlopers (met bladeren) maken, waardoor ze wat herkenbaarder worden. Met ObsIdentify van Waarneming.nl kom je met al deze jonge stadia steeds verkeerd uit: afhankelijk van de foto die je indient op Blaasvaren (Cystopteris fragilis, 99% zeker), Forez-streepvaren (Asplenium foreziense, 87%), Brede stekelvaren (Dryopteris dilatata, 79%), Zwartsteel (Asplenium adiantum-nigrum, 78%) of Mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas, 59%). Hoe kun je dan wél weten dat het om een Adelaarsvaren gaat? Nou, op de eerste plaats door eens naar de foto’s bij dit stukje te kijken, dat geeft wat extra zoekbeelden. Van klein naar groter doen de bladeren steeds meer aan Adelaarsvaren denken. Ze geven ook een indruk van hoe deze soort in Delft op muren is aangetroffen. Een aanknopingspunt bij de determinatie is de aanwezigheid van haren. Bij grote, volwassen planten zijn de bladeren vanonder duidelijk behaard. Ook bij jonge planten is dit het geval, op nog niet ontrolde bladeren dichter dan op uitgegroeide bladeren. De diagnostische nectarklieren (Fig. 1) aan de voet van de eerste-orde-blaadjes (pinnae, ‘takken’) van groot uitgegroeide planten kon ik bij jonge planten niet vinden.

Figuur 1. Nectarklierveld (ca. 2 x 1,5 mm) aan de voet van het onderste eerste-orde-blaadje van een groot uitgegroeide Adelaarsvaren
Adelaarsvarens in Delft
1. Westvest: kademuur, 1946
Er is een oude opgave van een vondst in Delft tijdens een excursie in de binnenstad in 1946 onder leiding van J. van der Meulen (NJN, 1943-1951; van der Ham, 1997): “… Verder een varen welke niet kon worden thuisgebracht, blad waarschijnlijk langer dan 30 cm dubbelgeveerd met veerdelige slippen teer lichtgroen, in geheel Delft staan hier 2 ex van”, dit met de latere aantekening “Adelaarsvaren?”. In het herbarium van Naturalis (Leiden) bevindt zich een Adelaarsvaren van de kademuur van de Westvest in 1946 verzameld door J. van der Meulen. Dit exemplaar zal wel bij bovengenoemde opgave horen.
2. Jaffa: volle grond, …-1996-1999?
In de zuidhoek van het oudste deel van de begraafplaats Jaffa vond ik in 1996 tientallen bladeren in groepjes verspreid tussen de graven (van der Ham, 1997). Ze waren niet hoger dan ca. 60 cm. Misschien is er ooit een exemplaar aangeplant, of is er destijds (1868) bij de aanleg wortelstokmateriaal met het zand uit Scheveningen meegekomen. Na de renovatie van het oude deel van Jaffa (in 1999?) heb ik de Adelaarsvaren er niet meer terug kunnen vinden.
3. Doelenstraat: muur, 2000-2001, Fig. 2-3
In 2000 ontdekte ik op een muur in de poort naast Doelenstraat 47 een mij onbekende varen, vlak bij de tientallen Steenbreekvarens. Eind 2001 was de plant al een stuk groter en had een paar uitlopers gemaakt. Toen werd me duidelijk dat het om een Adelaarsvaren ging. Daarna ben ik er een aantal jaren niet meer terug geweest. Bij de inventarisatie in 2009 was de plant niet meer aanwezig.
Figuur 2. Jonge Adelaarsvaren zonder uitlopers (Doelenstraat 47, november 2000)
Figuur 3. Zelfde plant als in Figuur 2, met uitlopers (Doelenstraat 47, eind 2001).
4. Kolenhaven: kade/muur?, 2001
In 2001 trof ik een Adelaarsvaren aan bij de Kolenhaven, bij de Calvé aan de Wateringseweg, samen met een Mannetjesvaren. De details (afmetingen, kade of muur) heb ik niet genoteerd en herinner ik me helaas ook niet meer.
5. Julianalaan 136: volle grond en plaveisel, 2009-2019, Fig. 4-7
Bij de inventarisatie in 2009 vond een aantal bladeren in enkele bij elkaar gelegen stukjes plantsoen op het binnenterrein van ‘Gele Scheikunde’ achter Julianalaan 136. In de voegen van het aangrenzende klinker-plaveisel groeiden een paar kleine bladeren, waarschijnlijk op uitlopers vanuit de plantsoentjes. Bij de inventarisatie in 2014 was in augustus een manshoge bos bladeren te zien. Voor het eerst van m’n leven zag ik enkele bladeren met sporangiën onder de iets naar beneden omgeslagen randen van de bladslippen, dus ruim voor de warme zomers van de laatste paar jaren (de Wilde, 2018). In 2019 stond het gebouw leeg en was het binnenterrein hermetisch afgesloten. Eind oktober kreeg ik van enkele antikraak-bewoners toestemming om het terrein te inventariseren. Het moest wel binnen één kwartier . Er was nog steeds een hoge, inmiddels geelbruin wordende Adelaarsvaren-vegetatie aanwezig, maar in de haast heb ik geen bladeren met sporangiën meer kunnen vinden. Wel de omgeslagen randjes.
Figuur 4. Kleine bladeren van Adelaarsvaren tussen klinkers (Julianalaan 136,
augustus 2009).
Figuur 5. Groot uitgegroeide bladeren van Adelaarsvaren (Julianalaan 136,
augustus 2014).
Figuur 6. Bovenkant van een eerste-orde-blaadje met tweede-orde-blaadjes van
Adelaarsvaren (Julianalaan 136, augustus 2014).

sporangiën onder de omgeslagen randen van de tweede-orde-blaadjes
(Julianalaan 136, augustus 2014).
6. Scheepmakerij: muur, 2010, Fig. 8
In juli 2010 vond ik op de muur van een kraakpand achter Scheepmakerij 11-12 diverse bladeren en uitlopers van Adelaarsvaren, samen met Muurvaren, Mannetjesvaren en een prachtig exemplaar van de Geschubde mannetjesvaren (Dryopteris affinis; van der Ham, 2011). Het pand stond op de nominatie om afgebroken te worden.
Figuur 8. Kleine bladeren van Adelaarsvaren, met uitlopers (Scheepmakerij, juli 2010).
7. Julianalaan 134: muur, 2019-2020, Fig. 9-10
Bij de inventarisatie in 2019 vonden Leen van Doorn, Kees van der Kraan, Cor Nonhof en ik op 10 oktober een vreemd varentje op het muurtje rond de tuin achter het gebouw van de voormalige Scheikundige Propadeuse, schuin tegenover de hoofdingang van Bouwkunde (Julianalaan 134). Het werd eerst als Mannetjesvaren genoteerd. Later werd het Adelaarsvaren, hoewel niet met algemene instemming. Leen vond de frisgroene toestand afwijkend: Adelaarsvaren zou in oktober aan het bruin worden of afsterven moeten zijn. Ook ObsIdentify zaaide twijfel: Blaasvaren (99,3% zeker). Echter, meting van het DNA-gewicht per celkern door Ben Zonneveld toonde aan dat dit vreemde varentje toch heel goed een Adelaarsvaren(tje) kon zijn. De enige andere Nederlandse varens met ongeveer hetzelfde DNA-gewicht zijn (Zonneveld, 2019): Geschubde mannetjesvaren, Lancetvormige streepvaren (Asplenium obovatum subsp. lanceolatum) en Tongvaren, die qua uiterlijk eigenlijk geen van drieën in aanmerking komen. Uiteindelijk kwam Harry Roskam met de oplossing. Hij liet zien dat Page (1997) een treffende beschrijving geeft van jonge adelaarsvarens: precies wat we tegenover Julianalaan 134 aantroffen: met bladeren van maximaal 3 cm lang mijn kleinste Adelaarsvaren ooit. Mogelijk betreft het een vestiging vanuit de sporenvormende vegetatie achter Julianalaan 136.
Figuur 9. Jonge Adelaarsvaren; hier en daar zijn haren zichtbaar (Julianalaan 134,
oktober 2019).
Figuur 10. Jonge Adelaarsvaren; let op de haren op de ‘bladknoppen’ in het centrum
van het polletje (Julianalaan 134, december 2019).
Hopelijk geeft dit stukje wat aanknopingspunten om ook jonge adelaarsvarens op muren te herkennen.
Met dank aan Harry Roskam en Ben Zonneveld (beiden Naturalis, Leiden).
Literatuur
- van der Ham, R., 2000. Varens in Delft. KNNV afd. Regio Delft.
- van der Ham, R., 2009. Muurflora in Delft 2009: binnenstad en TU-wijk. KNNV afdeling Delfland.
- van der Ham, R., 2010. Muurvarens in Delft 2009. KNNV afdeling Delfland.
- van der Ham, R., 2011. Geschubde mannetjesvaren in Nederland voor eerst op een muur gevonden. Gorteria 35: 201-205.
- KNNV afd. Regio Delft, 2004. Muurflora inventarisatie centrum Delft 2004. KNNV afd. Regio Delft.
- NJN, 1943-1951. Plaatselijk Basis Logboek voor Delft en omstreken. Manuscript.
- Nonhof, C.J. & R. van der Ham, 2014. Muurflora 2014 Delft centrum en oude TU-wijk. KNNV afd. Delfland.
- Nonhof, C. & R. van der Ham, 2019. Muurvarens 2019; Delft centrum en TU-wijk. Natuurlijk Delfland.
- Page, C.N., 1997. The ferns of Britain and Ireland. Cambridge University Press.
- Weeda E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra. Nederlandse Oecologische Flora. IVN, VARA, Vewin.
- de Wilde, J., 2018. Adelaarsvaren – een bijzondere overlevingsstrategie. www.stadsplanten.nl/2018/10/adelaarsvaren-een-bijzondere-overlevingsstra...
- Zonneveld B.J.M., 2019.The DNA weight per nucleus (genome size) of more than 2350 species of the Flora of The Netherlands, of which 1370 are new to science, including the pattern of their DNA peaks. Forum Geobotanicum 8: 24-78. www.forum-geobotanicum.net/articles/vol_8-2018/zonneveld_flora-of-the-ne...