Jordy Kempel

Als student bij Hogeschool Inholland moest ik voor m’n derde jaar stage lopen. Deze stage vond ik bij de KNNV afdeling Delfland met het onderwerp ‘Hoe is het gesteld met de ringslang in Delfland’. Ik ben begonnen met een literatuuronderzoek naar de ringslang, vervolgens heb ik geïnventariseerd (geschikte gebieden en aanwezigheid ringslang) en ten slotte heb ik de gegevens geanalyseerd en een vervolgplan gemaakt.

Literatuur
De ringslang dankt zijn naam aan de ‘ring’ vlak achter z’n kop. Hier bevindt zich een zwarte en geelwitte vlek, die net op een ring lijkt. De slang is grijs/groen/bruin van kleur en heeft een bepaalde ‘streepjescode’ op de buik. Dit is een patroon van zwarte balkjes, die voor elke ringslang uniek is, dit is te vergelijken met de vingerafdruk bij mensen. Het mannetje wordt tot 90 centimeter lang en het vrouwtje tot 130 centimeter lang.
Je kunt ze vinden van maart tot oktober, waarbij het voorjaar tevens de paartijd is. Eitjes worden uiteindelijk in de zomer gelegd. De ringslang eet vooral amfibieën, maar ook reptielen, vissen en kleine zoogdieren. Het is een echte cultuurvolger en daarom vaak te vinden op plekken waar de mens ook bezig is. Goede voorbeelden zijn recreatiegebieden en dijken.

Een bepaald gebied is alleen geschikt als er een winterverblijf, eierafzetplaats en foerageerplek aanwezig zijn. Bij gevaar kan de ringslang proberen snel weg te gaan, maar vaker gebeurt het dat hij zich dood houdt en/of een bepaalde stinkende geur uit zijn anaalklier verspreid. Zodoende hoopt hij dat hij met rust wordt gelaten.

Een bepaald gebied kan geschikter worden gemaakt voor een ringslang door het aanleggen van broeihopen. Dit zijn hopen bestaande uit haksel, blad en paardenmest. Door deze op te stapelen, gaat het binnen in de hoop broeien, waardoor een aangename temperatuur voor het leggen van eitjes ontstaat. De locatie van zo’n broeihoop ligt nooit verder dan 100 meter van het water (foerageer mogelijkheden), ligt overdag in de zon en heeft in de nabijheid ook vegetatie.
Broeihopen worden in het voorjaar (maart of april) ‘omgezet’. Dit gebeurt meestal eens per jaar, soms eens per twee jaar. De broeihoop wordt dan als het ware opnieuw aangelegd, waarbij de broeihoop wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van eierschillen. Die geven de informatie of de broeihoop wordt gebruikt en hoe groot het geboortecijfer bij de ringslangen is.

Voorbeeld van een broeihoop

Inventarisatie gebieden
Ik heb tijdens de stage verschillende gebieden in Delfland bezocht, waarbij elk gebied werd beoordeeld aan de hand van enkele criteria: aanwezigheid van een waterpartij, foerageergebied, aanwezigheid van vegetatie en zonlocatie. Dit resulteerde uiteindelijk in een kaart, waarop de meest geschikte gebieden voor de ringslang in Delfland staan.
Er zijn een groot aantal geschikte gebieden in Delfland, de meest geschikte gebieden zijn: het Abtswoudse Bos ten westen van de spoorbaan, het krekengebied van het Bieslandse Bos en het Balijbos.

Inventarisatie ringslang
Voor de inventarisatie van de ringslang zelf, is eerst gekeken naar waarnemingen uit het verleden. Dit zijn er een drietal: op de Tanthofkade en in de Hoekpolder in 2004 en in het Bieslandse Bos krekengebied in 2006.
Gedurende de stage zijn hier echter geen ringslangen aangetroffen.
Of er zijn geen ringslangen in Delfland aanwezig, of ze laten zich niet zien.


Het vervolg
De doelstelling van het vervolgplan is om ringslangen in Delfland te krijgen en te houden. Het vervolgplan richt zich op het verbeteren van de habitat van ringslangen in Delfland, vooral door de aanleg van broeihopen. Eerst in het krekengebied van het Bieslandse Bos en later eventueel in het Abtswoudse Bos west. De paardenmest voor de broeihopen kan bij de omliggende maneges worden gevraagd, haksel is in het gebied zelf te vinden en bladafval kan of door de gemeente of via de beheerder van het gebied worden geregeld.

Het maken en omzetten van broeihopen kan als activiteit voor de KNNV afdeling Delfland dienen om mensen bij de natuur te betrekken. Voorstel is om dit jaarlijks te doen in maart of april. Daarbij moet dan ook worden gelet op het voorkomen van eierschillen en het aantal vermoedelijke eieren worden geteld. Tevens heb ik voorgesteld om bij elke broeihoop een bordje te plaatsen. Op dat bordje wordt vermeld wat een broeihoop is, waarom die er is en dat men de broeihoop niet mag betreden. De waarnemingen van ringslangen moeten natuurlijk worden doorgegeven aan KNNV afdeling Delfland en de RAVON.

Deel deze pagina