Ernst Raaphorst
adviseur watersysteemkwaliteit, Hoogheemraadschap van Delfland

De quaggamossel is een tweekleppig weekdier. Hij staat bekend onder de wetenschappelijke naam Dreissena rostriformis bugensis1. Hij is driehoekig van vorm, wordt zo’n 2,5 cm lang, en zit normaal gesproken met behulp van zogenoemde byssusdraden, ook wel ‘de baard’, verankerd aan een hard substraat onder water. De quaggamossel lijkt sterk op zijn nauwe verwant, de (gewone) driehoeksmossel (Dreissena polymorpha) die ook wel zebramossel wordt genoemd, en ze worden daarom met elkaar verward. Een voorbeeld van het uiterlijk van beide mossels wordt gegeven in figuur 1.


1 Doordat er onduidelijkheid is over de verwantschap van de quaggamossel met een andere Dreissena-soort, wordt hij ook wel Dreissena bugensis (zonder ‘rostriformis’) genoemd.

 


Figuur 1: Quaggamossels (1 t/m 6) en de Driehoeksmossels (7 t/m 9), overgenomen uit Van der Velde & Platvoet (2007)

Land van herkomst

De quaggamossel is, net als de driehoeksmossel, een exoot. Beide soorten komen uit het Ponto-Kaspische gebied en hebben Nederland kunnen bereiken via kanalen, die het stroomgebied van de Donau met de Rijn verbinden. De driehoeksmossel is al langer hier, deze komt al in Nederland voor sinds begin 20e eeuw (Redeke, 1922). De quaggamossel is veel recenter aangekomen de eerste waarneming is van 19 april 2006 in het Hollands Diep (Molloy et al. 2007). Gezien het formaat van de gevonden exemplaren zullen deze in 2004 al aanwezig zijn geweest.

Voorkomen in Delfland

De quaggamossel staat momenteel te boek als sterk opkomend in Nederland, zie www.werkgroepexoten.nl. Deze mossel is in 2008 voor het eerst opgedoken in het hydrobiologisch meetnet van Delfland. Tot nu toe is hij enkel gevonden in boezem-kanalen, met name in de Schie en de Delftsche Vliet en enkele boezemwateren in het Westland. Dit is niet verwonderlijk aangezien grote rivieren en kanalen de belangrijkste migratieroute voor deze mosselsoorten is. In figuur 2 is de huidige bekende verspreiding van beide soorten in Delfland te zien.
Daarbij is uitgegaan van alle waarnemingen uit het hydrobiologisch meetnet van het hoogheemraadschap. De quaggamossel bevolkt dezelfde habitat (hard substraat) en heeft dezelfde aanvoer-route (grote kanalen) als de driehoeks-mossel en komt dus veelal samen met deze soort voor. De driehoeksmossel is al veel langer aanwezig in Delfland en daarom al veel verder doorgedrongen in de polders.

 

 


 

Figuur 2: Verspreidingskaart mosselen (Dreissena) in Delfland.

De quaggamossel verankert zich op hard substraat zoals betonnen oeverwanden, houten beschoeiing en bruggenhoofden, maar ook stenen en takken op de waterbodem. Vanaf deze vaste plek zuigt hij actief water door zijn lichaam, dat hij filtert om er zo voedingsstoffen uit te winnen.

Deze voeding bestaat uit organisch materiaal, fyto- en zoöplankton. Een volwassen exemplaar kan maximaal zo’n anderhalve liter water per dag filteren (Bij de Vaate, 2008). Aangezien zij vaak met vele duizenden of wel meer tegelijk voor kunnen komen, kan een populatie een behoorlijke filtercapaciteit hebben. In deze levenswijze lijkt de quaggamossel sterk op de driehoeksmossel.

Overeenkomst en verschil

Naast de vele overeenkomsten zijn er zeker ook verschillen, zoals Bij de Vaate (2008) aangeeft. De quaggamossel kan een lagere temperatuur verdragen dan de driehoeks-mossel en kan zich daardoor eerder in het voorjaar al voortplanten, terwijl de driehoeksmossel juist hogere temperaturen (>25oC) beter kan overleven. De quagga-mossel heeft een tragere stofwisseling, waardoor hij minder energie verbruikt in zijn dagelijks leven en deze energie in zijn groei kan stoppen. Daardoor wordt de quaggamossel groter dan de driehoeks-mossel. Het resultaat is dat de quagga-mossel onder de meeste omstandigheden de concurrentie met de driehoeksmossel wint. Als de quaggamossel eenmaal is gearriveerd neemt hij de habitat over en verdwijnen de driehoeksmosselen (grotendeels). Bijvoorbeeld van de Schie ter hoogte van Overschie is bekend dat de aantallen gevonden quaggamosselen in 2011 en 2012 het aantal driehoeks-mosselen al overstegen is.

Effect op omgeving

Quaggamosselen kunnen, ook weer net als driehoeksmosselen, zich snel verspreiden door een water dat ze eenmaal hebben gekoloniseerd. Onder de juiste omstandigheden kunnen harde substraten in hoog tempo dichtgroeien met deze Dreissena-mosselen.
Dit kunnen objecten in het water of beschoeiingen zijn, maar ook op losse objecten of een andere levensvorm met harde schelp. Zo is bekend dat ze zich ook uitstekend kunnen hechten op bijvoorbeeld najaden.

Najaden is een andere naam voor een verzameling van verschillende soorten inheemse grote zoetwater mosselen, zoals de zwanen- en vijvermossel. Dergelijke mosselbanken op zacht substraat (zand, modder), waarbij de basis ligt in een los object, worden o.a. beschreven door Berkman et al. (2000).

Als vervolgens andere Dreissena’s zich weer hechten op hun voorgangers, kan zo een enkele grote najade de aanzet zijn van een mosselbank midden in zacht substraat.

In verschillende rapporten en artikelen wordt de quaggamossel momenteel (2013) genoemd (en geroemd) als mogelijkheid om de waterkwaliteit te verbeteren. Door hun eigenschap om grote hoeveelheden wateren te filteren en daar hun voeding (vooral algen) uit te halen, kan dit leiden tot het helder worden van het water. Vooral als zij een stadium hebben bereikt waarin veel hard substraat is begroeid, kan dit effect optreden. Er is overigens vrij weinig effect op de opgeloste nutriënten in het water, het zijn de onopgeloste zwevende deeltjes die verwijderd worden.
Door het helder worden van het water kunnen er kansen ontstaan voor waterplanten om weer te gaan groeien, die weer als substraat kunnen dienen voor macrofauna en vissen om in en van te leven. Aan de andere kant filteren ze dus ook het voedsel van zoöplankton weg, die daarna op hun beurt niet meer gebruikt kunnen worden als voedselbron voor bijvoorbeeld vis. Strayer et al. (2004) laten zien dat, hoewel variërend per locatie, vrijzwemmende vis negatief beïnvloed kan worden, terwijl bodembewonende vis juist een positieve invloed ondervindt. Op de plaats waar de mosselen zelf groeien, verandert de ondergrond behoorlijk. Meestal groeien ze op vrij glad, hard substraat die daardoor veranderen in een ruwe ondergrond van scherpe mosselschelpen. Door deze levenswijze kunnen deze mosselen een watersysteem aanzienlijk veranderen.

Onderzoek quaggamossel

In verschillende wateren van het Hoogheemraadschap van Rijnland is een verbetering in helderheid waargenomen, ondanks dat de nutriëntengehaltes niet zijn gedaald. Een mogelijke oorzaak is de quaggamosselen, hoewel dit nog onderzocht wordt. In de pers is al het één en ander over gepubliceerd (o.a. op www.ad.nl en www.binnenlandsbestuur.nl). Deze publicaties hebben de interesse voor deze mosselen als waterkwaliteit verbeterende maatregel gewekt. De Helpdesk water (www.helpdeskwater.nl) suggereert de inzet van deze mosselen als waterkwaliteitsmaatregel voor de Kader Richtlijn Water (KRW).
Onderzoek naar inzet van dergelijke mosselen wordt nog niet gedaan voor de quaggamossel, maar wel voor de driehoeksmossel. Deze soort is al langer en algemener aanwezig is, en gezien de vergelijkbaarheid van deze soorten kan naar deze resultaten gekeken worden. Bureau Waardenburg heeft met eigen onderzoek onder laboratorium omstandigheden water helder gemaakt met driehoeksmosselen. Ze kweken deze mosselen zelf, en hebben een gepatenteerd systeem uitgedacht waarmee de mosselen kunnen worden uitgezet (www.buwa.nl).
De duikvereniging Duik Park Zoetermeer heeft een kunstmatig rif aangelegd in de Zoetermeerseplas en hier driehoeks-mosselen op geënt in een poging het water van de plas helderder te maken (www.duikparkzoetermeer.nl).
Het waterschap Hunze en Aa’s heeft in samenwerking met de Universiteit Utrecht onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden van waterkwaliteits-verbetering door middel van inzet van driehoeksmosselen (Sophie, 2012). Bij waterschap Brabantse Delta loopt onderzoek naar de inzet van met mosselen begroeide kratten in vijvers met blauwalg, en resultaten uit 2012 zijn al bekend gemaakt (www.brabantsedelta.nl).

Daarnaast zijn er vele wetenschappelijk en bedrijfsmatige rapportages waarin over deze mosselen geschreven wordt.
De resultaten van deze onderzoeken laten zien dat driehoeksmosselen zeker kunnen bijdragen aan helderder water, maar of dat gebeurt en de mate waarin hangen sterk af van lokale omstandigheden als de mate van eutrofiëring, diepte en stroomsnelheid. Delfland volgt de ontwikkelingen en resultaten van deze onderzoeken.

Mogelijkheden Delfland

Ook in het beheergebied van Delfland zijn locaties waar waterkwaliteitsproblemen spelen en waar driehoeksmosselen mogelijk een oplossing kunnen bieden. Er zitten echter wel haken en ogen aan de inzet van exoten. Over hoe daar mee om te gaan, is nog weinig discussie gevoerd, zowel intern bij Delfland als met andere waterbeheerders.

Aspecten die bij deze discussie worden meegenomen zijn onder andere:

Overwegingen uit beleid en wetgeving.
In paragraaf 4, artikel 14, lid 1 en 5 van de Flora en Faunawet (Nederlandse staat, 1998) wordt het uitzetten van dieren of eieren van deze dieren verboden, behalve in het geval van vissen, schelp- en schaaldieren als zij zijn opgenomen in de Visserijwet 1963 (Nederlandse Staat, 1963). Voor alle soorten Dreissena-mosselen is dit niet het geval, en is dus in principe verboden. Overigens is het wel mogelijk om een ontheffing van deze verboden aan te vragen en te verkrijgen, mits voldoende beargumenteerd. De Europese Unie werkt aan wetgeving tegen de verspreiding van (invasieve) exotische soorten (Europese Commissie 2013). Dit is een teken dat er, ook op een hoger politiek schaalniveau, een dreiging wordt gezien in dergelijke soorten.

Een doel van de KRW is het ecologisch herstellen van oppervlaktewater (wettekst KRW). Het permanent wijzigen van de ecologie naar een volstrekt nieuwe situatie met exotische soorten lijkt dan niet wenselijk.

Daarnaast werkt de KRW beoordelingsystematiek met lijsten van soorten welke allemaal van inheemse aard zijn. Het aantreden van exotische soorten, ten koste van de inheemse, werkt dus niet positief en mogelijk negatief door in de score. Bovenstaande zaken wekken de indruk dat er ook vanuit de wetgevende instantie een visie bestaat om exotische soorten in ieder geval niet als een verbetering van ecologie te zien.

Economische problematiek

Driehoeks- en quaggamosselen groeien uitstekend op harde substraten. Daardoor worden al geregeld problemen veroorzaakt door dichtgegroeide koelwaterleidingen van fabrieken en soortgelijke voorzieningen, evenals extra onderhoud aan scheepsbodems.


Negatieve effecten op zwemwater
Veel zwemwateren krijgen voorzieningen als vlonders om op te klimmen en af te duiken. Dergelijke vlonders zijn een uitstekend habitat voor Dreissena-mossels. Deze mossels zijn echter ook vlijmscherp, en kunnen diepe snijwonden veroorzaken (pers. waarneming).


Is het middel erger dan de kwaal?
Zowel een exotische soort als een slechte waterkwaliteit heeft invloed op de aanwezige inheemse soorten, beide op hun eigen manier. Vooral voor exoten is dit een complex verband, sterk afhankelijk van welke soort het precies betreft en moeilijk te voorspellen waar dit in de toekomst toe zal leiden. Waar een slechte waterkwaliteit echter lokaal blijft, heeft een exotische soort de mogelijkheid om zich op grote schaal te verspreiden.


Mosselen filteren niet enkel algen
Quagga- en driehoeksmosselen filteren uitstekend het water van algen en slibdeeltjes, maar daarmee ook het voedsel van zoöplankton, waardoor dit ook sterk in aantallen afneemt. Deze zoöplankton is met name voor (juveniele) vissen een belangrijke voedselbron en ook die zoöplanktonsoorten zelf zijn voor Nederland natuurlijke inwoners.


Aanwezigheid excuus voor uitzet
Beide soorten zijn al aanwezig, de driehoeksmossel al op veel plaatsen, de quaggamossel net in opkomst. Een veel gehoord argument is dan “hij is er toch al, dus het maakt niet meer uit”. Maar klopt dat wel? De snelle opkomst van een exoot leidt vaak tot problemen bij andere soorten die in zijn vaarwater zitten, vooral in de eerste piek van verspreiding en groei die vaak optreedt bij een populatie invasieve exoten, waar Dreissena-soorten ook onder vallen.

Doordat niet alle wateren worden gekoloniseerd, blijven er refugia, oftewel veilige havens over voor onze inheemse soorten. Van hieruit kunnen deze soorten zich weer langzaam verspreiden als de initiële groeipiek van de exoot voorbij is. Gaat een waterbeheerder actief helpen bij de verspreiding van soorten, dan kan dit proces veranderen te nadele van de inheemse soorten doordat onvoldoende refugia overblijven in die beginfase. Daarnaast moet niet vergeten worden dat er momenteel veel meer exoten dan deze mosselen geïntroduceerd worden, waardoor bepaalde inheemse soorten al sterk onder druk staan.


Willekeur exoot bestrijden en uitzetten
Sommige exoten worden bestreden, andere doelbewust uitgezet. Wie bepaalt welke soort wel en welke niet een recht heeft op leven, en hoe wordt die beslissing genomen? Bij de vraag wel/niet exoot bestaat een duidelijke lijn gebaseerd op een natuurlijke indeling en ontwikkeling, maar als daarvan wordt afgeweken bestaat er een gevaar van willekeur.

Nu worden quaggamossels positief belicht, maar aan de andere kant bestrijden wij grote waternavel omdat deze in korte tijd sterk kan overwoekeren en daarbij ecologie en waterkwaliteit kan veranderen. De waternavel laat feitelijk een soortgelijke groeistrategie zien als de quaggamossel. Een ander voorbeeld, bij quagga- en driehoeks-mosselen wordt vaak gezegd dat het als nieuwe voedselbron positief bijdraagt aan de populatiegrootte van bepaalde duikeenden die hier zeldzaam zijn. Maar is het misschien niet onnatuurlijk als die duikeenden niet meer zeldzaam zijn? En wat als het ratten waren geweest? Die zien er niet zo mooi en aaibaar uit als een duikeend, dus dan was het juist weer een ongewenste ontwikkeling geweest. Een goede ecoloog gaat niet uit van ‘veel mooie aaibare dingen en weinig lelijke dingen’, maar van natuurlijke balans en evenwicht.


Introductie is vrijwel niet terug te draaien
Voor veel exotische planten- en diersoorten en ook andere levensvormen (schimmels en bacteriën) geld, dat als introductie heeft plaats gevonden en de soort zich heeft uitgebreid over een groter gebied, terugdraaien vrijwel nooit meer haalbaar is zonder draconische maatregelen.

 

Literatuur

Berkman P.A., Garton D.W., Haltuch M.A., Kennedy G.W., Febo LR; 2000; Habitat shift in invading species: zebra and quagga mussel population characteristics on shallow soft substrates; Biological invasions, volume 2: 1-6

Bij de Vaate A., 2008, Ecologisch vergelijk tussen de driehoeksmossel (Dreissena polymorpha) en de quaggamossel (Dreissena rotstriformis bugensis): een literatuurstudie. Waterfauna Hydrobiologisch Adviesbureau, rapport 2008/02

Europese Commissie; 2013; Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de raad betreffende de preventie en beheer van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten; Europese Commissie, Brussel 9-9-2013, COM(2013) 620 final, 2013/0307 (COD).

Molloy D.P., Bij de Vaate A., Wilke T., Giamberini L.; 2007; Discovery of Dreissena rostriformis bugensis (Andrusov 1897) in Western Europe; Biological Invasions volume 9: 871-874

Redeke H.C., 1922; Flora en Fauna der Zuiderzee, Monografie van een brakwatergebied. Nederlandse Dierkundige Vereeniging. De Boer Jr., Den Helder

Sophie Y., 2012; Mogelijkheden van de inzet van driehoeksmosselen voor verbetering van de
waterkwaliteit, casestudy: Beheersgebied Hunze en Aa’s; Waterschap Hunze en Aa’s

Strayer D.L., Hattala KA, Kahnle AW; 2004; Effects of an invasive bivalve (Dreissena polymorpha) on fish in the Hudson River estuary; Canadian Journal of Fisheries and Aquatic Sciences, volume 61: 924-941

Van der Velde G., Platvoet D; 2007; Quagga mussels Dreissena rostriformis bugensis
(Andrusov, 1897) in the Main River (Germany); Aquatic Invasions volume 2, issue 3: 261-264

Verschillende websitepublicaties zoals in de tekst aangegeven, geraadpleegd op 7 en 9 oktober 2013.

Deel deze pagina