donderdag 22 oktober 2015

Verslag excursie diersporen

door Theo van de Graaf

Op 3 oktober gingen we met elf deelnemers op zoek naar diersporen onder leiding van Jeroen Kloppenburg, die twee weken eerder een lezing had gegeven over hetzelfde onderwerp. We volgden de oranje wandelroute die begint bij de Vlodderbrug. Jeroen was nog maar nauwelijks uit de auto gestapt of hij liep al naar de vlonder naast de botenhelling en vond daar meteen spraints (poep) van een otter. Dat was een mooie binnenkomer. Even verderop op het fietspad langs de Vloddervaart vonden we zwarte poep vol kersepitten van de Amerikaanse vogelkers. De drol was te dik om van een marter te kunnen zijn. De enige mogelijkheid die toen over bleef was een vos die zich tegoed had gedaan aan kersen. Weer wat verder vonden we een groot en diep gat in de berm. In het gat kwamen enkele gangen uit, gangen van aardmuizen, en ook lag er iets dat leek op resten van een muizennest. Vermoedelijk had hier een vos graafwerk verricht, op zoek naar lekker hapjes in de vorm van aardmuizen. Of hij ook succesvol was geweest, kon niet achterhaald worden.
Natte afdrukken van hondenpoten leverden weer een heel ander verhaal. Hoe had de hond gelopen, stapvoets, in draf of in galop? Telkens stonden er vier afdrukken achter elkaar met tussenruimten van ongeveer 25 cm, dus vier achter elkaar, dan even niets en dan weer vier achter elkaar. De conclusie was dat hier een hond in galop langs gekomen moest zijn.
Bij het sluisje zagen we geen sporen van de otter, maar wel de pootafdruk van een vos en meerdere loopsporen van een ree.
Voor het sluisje gingen we rechtsaf over een moerassig pad langs een brede sloot. Opvallend waren de webben van de grote oeverspin tussen de bladeren van krabbescheer. De spinnen zelf waren niet meer te vinden. Bij de sloot langs de Woldlakeweg vonden we opnieuw spraints van een otter. Jeroen liet ons er aan ruiken. Het rook naar vis, niet zo wonderlijk natuurlijk voor een viseter als de otter.
In het Woldlakebos vonden we een plek waar een reebok zijn territorium had gemarkeerd door met zijn gewei een boompje op enkele decimeters boven de grond te ontschorsen. Hierna heeft hij een geurstof uit de voorhoofdsklieren op de ontschorste plek gesmeerd. Tegelijk krabt de bok met zijn voorpoten aan de voet van de boom en stampt met zijn achterhoeven. Zo is een ondiepe kuil rondom het boompje ontstaan.  Prachtig om dit eens goed te zien.
Behalve sporen zagen we ook af en toe dieren, maar geen zoogdieren. Heel leuk was de sprinkhaan met vuurrode dijen, een moerassprinkhaan, zeldzaam in Nederland, maar niet in de Weerribben. De vogelaars kwamen ook aan hun trekken. Een waterral liet zijn gegil als van een speenvarken horen vanuit het struweel van riet en wilgen. Vanaf de dijk rond het nieuwe natuurgebied zagen we een dodaars duiken en een bruine kiekendief in zoekvlucht langsvliegen. Al bijna weer terug bij de auto's, hoorden we een baardmannetje, dat we even later zagen wegvliegen.
Met de pootafdruk van een haas eindigden we de excursie. De weersomstandigheden hadden niet beter kunnen zijn: de zon scheen de hele tijd, er was nauwelijks wind en de temperatuur was zeer aangenaam.

Deel deze pagina