Verslag vogelexcursie Lauwersmeer
door Theo van de Graaf
Er liggen drie mensen boven op de pier bij de havenuitgang van Lauwersoog. Ze hebben camera's met grote telelenzen in de hand. Vlak achter hen staat een halve kring van mensen, de blik op één punt gericht. Een boot met wadlopers verlaat de haven, maar daar is nauwelijks belangstelling voor. Het wad strekt zich voor ons uit met aan de overkant de contouren van Schiermonnikoog. Niemand lijkt er aandacht voor te hebben. Alle ogen, alle verrekijkers, alle lenzen zijn gericht op een klein vogeltje dat op een afstand van drie meter rondschuifelt over de stenen, zich schijnbaar niet bewust van alle aandacht. Argeloos pikt het zijn voedsel op, zonder angst voor al die hoog oprijzende mensen. Het vogeltje is niet groter dan een mus. Bovenop is het geelbruin van kleur, de onderzijde is wit. Over de rug lopen wat donkere strepen, de vleugels vertonen witte dwarsstrepen. Het is een vrouwtje sneeuwgors, de enige sneeuwgors die we te zien krijgen. Misschien is zij deze zomer uit het ei gekropen ergens in Lapland en nu hierheen gevlogen om te overwinteren. Misschien zijn wij de eerste mensen die zij ziet. We boezemen geen angst in, gelukkig niet. Ik loop weer naar de auto en kijk terug naar het groepje mensen bij de sneeuwgors in de verte. Vóór mij, op de verdorde resten van de lage begroeiing, landt een tapuit op een meter of tien van mij vandaan. Wat een verschil met de sneeuwgors die bijna met de buik over de grond schuifelt. De tapuit staat hoog op de poten en fier rechtop en hij is zeer beweeglijk. Hij pikt insecten van de plantenresten en maakt af en toe een sprongetje om een insect uit de lucht te plukken. Door de verrekijker kan ik hem prima bekijken met de zon in de rug. Ik blijf doodstil staan en hij komt steeds dichterbij tot hij mij genaderd is tot op enkele meters. Het is een mannetje in herfstkleed en wat is hij mooi. Zijn kop is versierd met een zwarte oogstreep en daarboven een witte wenkbrauwstreep. De borst is geelachtig beige. En ik zie iets wat mij eerder nooit opgevallen was. De schouder is zwart, maar dooraderd met witte lijntjes. Het is alsof hij daar een sieraad, een broche, draagt. Voor mij is hij in dit herfstkleed nog mooier dan in broedkleed.
We zijn in de vroege ochtend van 10 oktober met 14 mensen uit Steenwijk vertrokken en hebben al zoveel gezien voor we 's middags in Lauwersoog aankomen. Bij De Pomp zagen we brilduiker, ijsvogel, dodaars, grote zilverreiger en bruine kiekendief, bij het Jaap Deensgat een slechtvalk en vanuit de kijkhut waren tientallen watersnippen te zien, grotendeels weggedoken in het gras achter de rietrand. Na Lauwersoog moest het feest van Ezumakeeg nog beginnen. Wat een vogels en wat een aantallen, teveel om op te noemen. Een kleine selectie: kluut, pijlstaart, kievit, goudplevier, kemphaan, bergeend, bonte strandlopers (honderden), kleine strandlopers (enkele), bontbekplevieren. Sommige gelukkigen zagen een krombekstrandloper, anderen noemden de temmincks strandloper en de zilverplevier. Deze drie soorten en de ijsvogel zijn mij ontgaan, maar desondanks telde mijn lijstje 54 soorten, niet gek voor een herfstdag. Albert, bedankt voor deze in alle opzichten mooie dag.
maandag 26 oktober 2015